Kankerzorg tijdens de coronacrisis

 Een vergelijkend onderzoek naar de manier waarop de zorg tijdens de coronacrisis doordraait, volgens afnemers en verleners
Door Bas van der Heide

Bij Op1 zit Diederik Gommers, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care. Hij kijkt zorgelijk en slaat alarm, want zijn ziekenhuisafdeling loopt weer vol met coronapatiënten. Dat hierdoor veel noodzakelijke zorg moet worden uitgesteld, kan niet uitblijven.
Dat een boodschap als deze na anderhalf jaar herhaling steeds minder indruk maakt, is begrijpelijk. Onderbelicht blijft echter vaak hoe de zorg sinds coronatijd wordt ervaren als het niet uitgesteld wordt. Hoe is dat bijvoorbeeld bij de kankerzorg?

De Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties doet al jaren onderzoek naar de waardering van de kankerzorg, gezien vanuit het perspectief van zowel patiënten als zorgmedewerkers. Door cijfers van een niet-coronajaar (2018) en een coronajaar (2020) te vergelijken, kunnen we ons een beeld vormen wat de uitbraak van het coronavirus met de kankerzorg heeft gedaan.
Belangrijk om te weten is welke maatregelen ziekenhuizen genomen hebben om besmettingen aldaar te voorkomen. Allereerst zijn natuurlijk de basisregels van kracht, zoals het dragen van een mondkapje, het houden van anderhalve meter afstand en het beperken van fysiek bezoek aan een ziekenhuis. Waar patiënten eerst een naaste mochten meenemen, moeten zij nu dikwijls alleen bij een arts verschijnen.

Mentale begeleiding
Hier ontstaan de grootste problemen, volgens het onderzoek. Als een naaste ontbreekt, heeft de patiënt een gevoel van een vermindering van mentale begeleiding. Een arts kan steun bieden, maar dat voelt nu eenmaal niet zo vertrouwd als bijvoorbeeld een levenspartner. 
Het gebruik van mondkapjes zorgt er daarnaast voor dat ook de mimiek van een arts niet goed te zien is voor de patiënt. Een angstige boodschap – iemand krijgt te horen dat hij ernstig ziek is – kan zo een nog heftigere lading krijgen.
En dat terwijl men in 2018 was gestart met het organiseren van een vast aanspreekpunt voor iedere patiënt. Men vond dat toen kennelijk belangrijk als onderdeel van het helingsproces. 

Deze grafiek illustreert de situatie in 2018. Toen had bijna tachtig procent van de patiënten het gevoel dat ze met vragen over informatie over behandeling en ondersteuning een vast aanspreekpunt hadden.


Voorstelbaar is dat dit – door de groeiende druk op de zorg – nu voor moeilijkheden zorgt. Artsen zien patiënten minder frequent en hebben veel meer aan hun hoofd.


Een patiënt

Als dit probleem voorgelegd wordt aan de 48-jarige Jelle Buning, die door uitgezaaide darmkanker regelmatig opgenomen moet worden in het UMC Groningen, reageert hij bevestigend. Hij vertelt ook dat zorgmedewerkers thuis ook moeilijkheden hebben. Hun puberkinderen die er bijvoorbeeld gek van worden dat hun ouders door hun werk zo voorzichtig moeten zijn. ‘Maar van afstandelijkheid van personeel naar patiënt heb ik geen moment iets gemerkt.’

Hij vindt  dat de vermindering van het aantal afspraken en het feit dat zijn vrouw niet altijd mee kan naar de afspraken vervelend. Maar: ‘Het is zo, dus je voegt je ernaar. Ik vond de gevolgen thuis veel groter dan in het ziekenhuis. Maandenlang heb ik geen mensen in huis gehad, omdat we corona buiten de deur wilden houden.’

Als hem gevraagd wordt wat hij het vervelendst vond van de maatregelen, noemt hij de beperkte bezoekregeling. ‘Met de huidige kuren die ik krijg ben ik drie dagen opgenomen en dan mogen er per dag twee mensen op bezoek komen. Zij mogen dan niet tegelijkertijd op de afdeling zijn. Dat wordt ingewikkeld als je een gezin hebt met drie kinderen.’


Tevredenheid

Het NFK vroeg vorig jaar aan zowel patiënten als personeel hoe tevreden zij waren over de nieuwe manieren van communiceren. Het nieuwerwetse videobellen kwam daarbij aan bod, maar ook gewone telefoongesprekken en de vertrouwde fysieke gesprekken werden getoetst. Gelet wordt hierbij op onder meer de verstaanbaarheid en de gereserveerde tijd voor ieder gesprek. Voor beide partijen geldt dat fysieke bijeenkomsten nog altijd het meest gewaardeerd worden, ook al moeten er mondkapjes worden gedragen. Volgens hetzelfde onderzoek gaat – met name bij oudere mensen – de onderlinge verstaanbaarheid achteruit. Vervolgens is onder personeel het telefoongesprek daarna het meest populair, gevolgd door het videobellen, terwijl dit voor de patiënt juist andersom is.

Opvallend is echter vooral dat de patiënten veel meer tevreden zijn met de manieren waarop gecommuniceerd wordt dan het personeel. Bij een telefoongesprek loopt dit het meest uiteen: waar de patiënten over 75% van de gesprekken tevreden zijn, is dit onder het zorgpersoneel amper 20%.


Naar aanleiding van een onderzoek van het NFK uit 2020 is deze grafiek te maken. Hierin is te zien dat zorgpersoneel veel meer last ondervindt van de nieuwe manieren van communicatie dan patiënten.

Een personeelslid

Trea Alers, medisch secretaresse op de afdeling gynaecologie in het Scheper Ziekenhuis in Emmen, hekelt ook met name de afsprakenregeling. Veel afspraken moeten worden verplaatst of omgezet naar telefonische consulten, waar eigenlijk gewoonweg geen tijd voor is. Hierdoor zitten zorgmedewerkers er sneller doorheen, zeker als ze ook moeten meedraaien op de Covid-afdeling.

Opvallend is dat Alers, net als Jelle Buning, ook aanhaalt dat – met name oudere – patiënten het vervelend vinden om alleen te moeten komen als een fysieke afspraak wel doorgaat. Dit is het geval bij bijvoorbeeld een slecht-nieuwsgesprek. ‘Het is daarbij voor ons steeds lastiger om streng te blijven en de partner buiten de deur te houden.’


De leeftijd van de patiënt maakt uit bij het ondervinden van hinder van de maatregelen, maar het lijkt er in het algemeen wel op dat zorgpersoneel meer moeite heeft met de maatregelen dan de patiënten. Uiteraard kan dit ervoor zorgen dat zorgpersoneel op een gegeven moment afhaakt door oververmoeidheid, en dat is een tendens die de zorg nooit, maar zeker op dit moment niet kan gebruiken. De patiënten gaan daar onmiskenbaar nog meer onder lijden. Een zorgelijke ontwikkeling, kortom.