Een gokje
Sommige mensen vinden dat je alles in het leven een keer geprobeerd moet hebben. Dan hebben ze het over klifdiven, parachutespringen of vijftien verschillende soorten drugs door elkaar gebruiken. Mij niet gezien. Maar toen ik afgelopen week voorbij het casino kwam, dacht ik: dat moet ik wél een keer doen. Gewoon, kijken hoe het is.
Een goed casino hoort op een desolate locatie te zitten. Dat was hier het geval: in een kelder van een Van der Valk die staat op een plek waar drie snelwegen elkaar kruisen. Troostelozer kan niet. Dat was ook te zien aan het volk dat er naar binnen liep. Opgepompte mannetjes met holle ogen die linea recta naar de geldwisselautomaten stiefelden om een dikke stapel vijftigjes te ruilen voor een grote bak twee euromuntjes. Toen hadden ze al een gratis drankje en zakje chips gehaald bij de bardame. Ja, dat is enorm aardig van de casino-eigenaar. Alle versnaperingen (behalve alcoholische, anders wordt het vechten) kosten niets. Dan kun je met een gerust hart failliet gaan, want je hoeft je geen zorgen te maken dat je niet meer aan voedsel kunt komen.
Ik haalde een gratis watertje, ruilde mijn enige briefje van vijftig in en ging gewapend met een bakje vol muntjes achter een machine zitten. Eigenlijk verwachtte ik een ding met grote hendels en knoppen, maar deze was digitaal en dus moeilijk te bedienen voor een debutant. Ik startte een bingospel op, dat leek me wel te doen. Maar ik begreep er de ballen van. Ik voerde het apparaat veertig euro, zette het halve bedrag in en gokte op een paar cijfers. Verlies. Ik herhaalde het kunstje nog een keer: weer verlies. Toen ik op uitbetalen drukte, kreeg ik maar één muntje terug. Verdorie. In mijn ooghoek zag ik een doorgewinterde gokker bezig op vijf machines tegelijkertijd. Hij gooide er aan de lopende band munten in en af en toe stroomde er een bom duiten in het uitbetalen-bakje. Dat klonk indrukwekkend, maar is het natuurlijk niet als de inzet nog veel hoger is.
Na een uurtje voelde ik me vies. Smerig. Goor. Voor die verloren veertig euro had ik twee goede boeken kunnen kopen of prachtige theatervoorstellingen kunnen zien. Nu was het verdwenen in een bodemloze gokautomaat. Daar kunnen ze al die mediageile voetballers van betalen, die gewetenloos reclame maken voor deze verwoestende onzin. Zelfs de ooit zo degelijke sportpresentator Jack van Gelder heeft zijn ziel verkocht aan een casino dat zijn naam draagt. Hij is sowieso enorm het spoor bijster. Dat signaleerde ik al toen hij vorig jaar Cliff Richards Summer Holiday genadeloos verkrachtte. ‘Jack van Gelder, dames en heren!’ Gatverdamme.
Wanhopig probeerde ik nog wat geld terug te winnen bij de roulette. Stukken begrijpelijker. Op een goed moment was mijn ingezette twee euro verdriedubbeld. En toen werd het gevaarlijk: ik had op uitbetalen moeten drukken, maar ging door. Wederom alles kwijt. Ik sjokte verloren naar buiten en realiseerde me dat ik gelukkig niet verslavingsgevoelig ben. Anders was ik gaan pinnen en begon ik opnieuw, zoals al die anderen. Ik heb diep medelijden met ze.







