Stoere man
De titel ‘stoere man’ is ruim te formuleren – zeker in deze wat dat betreft ruimdenkende tijd – maar ik kom toch keer op keer tot de conclusie dat het voor mij niet opgaat. Lichamelijk althans. Veel meer op mij van toepassing is ‘klein kereltje’, ‘slap lulletje’ of ‘schriel kipje.’
Voordat ik medelijden opwek: niet stoer zijn heeft veel voordelen, en dan met name het klein zijn. Men vraagt mij zelden om zware spullen te sjouwen, omdat ik onhandig ben en eruitzie alsof ik in elkaar stort als ik het wel doe. Ook zal ik niet gauw in elkaar geslagen worden. Mensen zien in mijn geen gevaar. Volkomen terecht overigens, want terugslaan zou ik niet durven. Ik zet daarmee een traditie voort. Het gaat vermoedelijk al generaties lang zo in mijn familie. Ook mijn voorouders Jacob, Meine, Jacobus en Sipke van der Heide waren onderdeurtjes en moeten fysiek enorm op mij geleken hebben. Ze hoefden volgens bronnen niet in een randdebielen-organisatie (dank Maarten van Rossem voor deze perfecte formulering) als het burgerleger, omdat ze gewoonweg te klein waren – namelijk onder de 1 meter 55. Als ze net zo in elkaar staken als ik, vonden zij dit alleen maar voordelig.
Maar goed voor het ego is het bij tijd en wijle niet. Door mijn lengte en haardos (waar blijven die stoere inhammen en waarom heb ik niet wat meer haar op mijn wangen?) word ik vaak jonger geschat. Stukken jonger. Het meest sprekende voorbeeld is de bijziende dame in de Sint Bavo in Haarlem twee jaar geleden. Ze sloeg de kinderprijs aan toen ik de kerk wilde bezichtigen. Zeventien jaar geschat worden krenkt mijn zelfvertrouwen allang niet meer, dat gebeurt vaker. Maar in dit Godshuis ben je al vanaf je twaalfde meerderjarig. Ze achtte mij dus elf jaar of jonger. Gewoonlijk laat ik zulke gepensioneerde vrijwilligers in de waan dat ze uitstekend kunnen schatten, maar hier moest ik er iets van zeggen. Giechelend zei ze dat ze haar bril eens moest poetsen. En natuurlijk dat ik in dat geval gewoon de volle mep moest betalen.
Natuurlijk kan ik hier wel iets aan doen. Een voor de hand liggende oplossing is het regelmatig bezoeken van een sportschool. Maar dan komen de echt belangrijke zaken in het geding. Het betekent minder schrijven, minder spelen, minder werken en veel meer tijd verdoen met koolhydraat- en eiwitrijk eten. Of ik kan mezelf een hip kapsel aanmeten. Maar dat wordt peperduur. Ik kom er dan namelijk niet onderuit om een kapper (of in goed 21ste-eeuws Nederlands ‘barber’) te bezoeken. Nu doe ik het doorgaans zelf en daarom heb ik een enorme kostenpost minder. Het zou ook verschrikkelijk duur zijn om ineens een maatpak te moeten kopen in plaats van mijn uitgewoonde blouses en truien. Dus dat laat ik eveneens achterwege.
Deze zomer paradeer ik dus weer als een kind van 12 met een ijsco over het strand. En het kan me niets schelen. Gelukkig blijft mijn non-conformisme het winnen van tijdgebonden schoonheidsnormen.







