Coronacolumn #87: Droom
Gisteren keek ik met verbazing naar een tierende man die voorbij fietste. Er stond een harde wind, het regende en ik stond vanaf drie hoog uit het raam te kijken naar het natuurgeweld. Ik zag de man er uit alle macht tegenin ploeteren.
Het jaar 2020 drijft ons tot wanhoop, dacht ik somber. De man stapte ondertussen ongeveer voor m’n huis van de fiets en zocht beschutting onder één van de boompjes die enkele meters verderop langs het trottoir staat. Als het zo regent, fiets ik altijd gewoon door. Droog houdt je het toch niet. Waarom doet die man dat niet gewoon? Er moest meer aan de hand zijn, anders sta je je niet zo aan te stellen om wat regen.
In mijn hoofd vormde zich als vanzelf een verhaal, omdat ik net een nieuwsbericht op internet had gelezen. Die man is vast helemaal uit Leeuwarden komen fietsen. Boos en vol wroeging, want hij zou er gaan demonstreren. Maar dat ging niet door. De demonstratie waaraan hij zou deelnemen, was afgelast. Het ging namelijk om de #blacklivesmatter-tegendemonstratie, georganiseerd door een ‘blokkeerfries’.
Het gegeven van een tegendemonstratie voor dit immens belangrijke onderwerp mondt uit in enkel onbegrip mijnerzijds. Waarom nou toch? Wie legt me dit uit? Dan wil je dus geen gelijkheid voor iedereen en gun je mensen niet dezelfde rechten. Bah. En dan beschrijf ik het nog mild. De organisator van de tegendemonstratie vertelde overigens dat zijn enige punt is dat alle levens gelijk zijn. En dat onderscheid maken nogal een ding is anno nu. Huh? Daar gaat #blacklivesmatter toch juist om? Waarom dan een tegendemonstratie? Ik stond me met de minuut meer op te vreten.
Ik besloot naar buiten te gaan en te vragen wat de man bezielde. Toen ik door de stromende regen naar het boompje liep, merkte ik op dat de man was verdwenen. Had ik het me verbeeld..?
Ik schrok wakker. Ik was opgelucht dat ik het allemaal gedroomd had. Ik startte de laptop op, ging zitten internetten en kwam toen het bericht tegen dat een #blacklivesmatter-tegendemonstratie in Leeuwarden was gepland, maar was afgelast. Shit. Dat was dus toch waar. Men had het voornemen dit echt te doen.
Toen ik uit het raam keek, waaide en regende het. Een man die er tegenin ploeterde, staakte zijn harde werken en ging onder een boompje een potje staan schelden. ‘Ach’, dacht ik. ‘Vast ruzie gehad met z’n vrouw’. Of zou ‘ie toch demonstrant zijn, zoals in mijn droom? Als ik het zeker zou willen weten, zou ik naar hem toe moeten gaan om het hem te vragen, zoals ik in mijn droom wel durfde. Maar daar ben ik helaas veel te bang voor…






