Zwarte bladzijde
Rutte heeft namens de Nederlandse regering zijn excuses aangeboden voor de gruwelijkheden die onder onze vlag hebben plaatsgevonden tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië tussen 1945 en 1949. Mijn opa werd als militair naar dat verre land gezonden, net als veel van zijn leeftijdsgenoten. Hij bleef er een hele poos, maar eigenlijk weten wij niets over wat hij daar heeft moeten meemaken.
Ik heb nog een foto van mijn oma waarop ze breed lachend de kist toont die mijn opa mee had op reis. De militairen kregen ieder zo’n zwaar, uit de kluiten gewassen houten exemplaar mee, waar ze kleding en waardevolle spullen in konden bewaren. Die dingen reisden achter de groep aan: ze stonden bij ze op de boot en werden meegestuurd op reis door het land. Mijn oma had de kist van haar man op de slaapkamer staan, afgedekt met een blokjeskleed. Daar begreep ik nooit iets van, want de degelijke kist was veel te mooi om weg te stoppen. Een stille getuige van een bewogen geschiedenis.
Mezelf kennende had ik mijn opa het hemd van het lijf gevraagd over deze periode, ware het niet dat hij overleed voordat ik geboren werd. Tegen andere familieleden zei hij er vrijwel niets over. Alleen maar dat hij bij de verbinding werkte en niet in de frontlinie stond, ‘kloar.’ Het was destijds volkomen normaal om niets te zeggen over traumatische ervaringen. Dat blijkt ook uit het feit dat pas in 1969 de eerste klokkenluider opstond die vertelde over de gruwelijke zaken, geïnitieerd door Nederland. Toen ik mijn oudoom vroeg of mijn opa veranderd was na repatriëring uit Indonesië, beaamde hij dat. Maar hij kon eigenlijk niet goed onder woorden brengen op wat voor manier.
Op opa’s kist staat zijn adres en de code van de groep waar hij bij hoorde. Dat was interessant: gewapend met die informatie kon ik zoeken op internet. Zijn 403e bataljon infanterie bleek de bijnaam Noorderlicht te hebben gehad, omdat in deze groep alleen mannen uit Noord-Nederland zaten. Ze vertrokken in augustus 1948 met het schip Grote Beer en pas in het voorjaar van 1950 keerden ze terug, met 21 man minder. Zij waren omgekomen en er is voor hen zelfs een herdenkingsdienst geweest, met alle militairen erbij. Dat emotionele gebeuren moet mijn opa hebben meegemaakt. Het zijn enkele harde feiten. Maar hoe ging het er in het dagelijks leven aan toe? Ik zoek naar verhalen, die ongetwijfeld aangrijpend zullen zijn. Deze verhalen moeten zich gaan openbaren in het archief, waar ik naartoe ga zodra ik hier tijd voor heb. Hier is namelijk een dagboek van een militaire maat van mijn opa en een gedenkboek van zijn bataljon infanterie te vinden.
De kist staat inmiddels bij mij in huis en ik ben van plan om deze mijn hele leven achter me aan te slepen. Als eerbetoon aan mijn opa. Maar ook aan de gruwelijkheden in Indonesië, waar niet alleen de Indonesische bevolking, maar ook militairen die gedwongen werden om te gaan slachtoffer van zijn geworden.






